Juttepeer

Een naam omhuld met raadsels. De Juttepeer is een perenras dat al eeuwen bestaat. In 1435 worden twee jueteperen geleverd voor de boomgaard van de abdij van Averbode. De perenboom groeit vrij snel en vormt op jeugdige leeftijd een brede kroon en groeit op latere leeftijd groot en hoog uit. De bomen kunnen oud worden. De oudste perenboom van Nederland (de juttepeer) is geplant in 1647 en staat in het Heilig Geest Hofje in Den Haag.

De herkomst van de naam blijft gissen. Een verwijzing naar het naamfeest van de H. Judith (17 augustus) lijkt onwaarschijnlijk, de peer is pas rond de tweede week van september rijp. Een link met de bijbelse Judith (uit het bij protestanten en joden apocrief genoemde boek Judit) zou daarom wel kunnen. Haar officiële feestdag zou 7 september zijn.

De vruchten zijn vrij klein en hebben een schil die ongeschikt is voor consumptie. De jutteperen laten zich nauwelijks bewaren. Het is een tafelpeer voor vers gebruik, compote, conserveren op sap of als stoofpeer.  Binnen de joodse bevolking in Amsterdam was de peer populair, ze werd gebruikt voor het typisch joods gerecht kugel met peren. Voor velen een echte lekkernij. De juttepeer werd meestal kortweg de Jut genoemd.

Marcus en Arie de zonen van David Wolf en Beletje Marcus gaan op zaterdag 23 mei 1812 naar het stadhuis in Amsterdam. Bij decreet van Keizer Napoleon van 18 augustus 1811 moeten alle ingezetenen van de Hollandse departementen die nog geen vaste familienaam of voornaam bezitten, binnen één jaar na afkondiging van het decreet een familienaam aannemen. Binnen de joodse gemeenschap is het voldoende om aangeduid te worden met Marcus David Wolf, eventueel aangevuld met de herkomst of beroep. De nieuwe machthebbers wensen echter iets anders. Hun vader is al ruim vijf jaar dood en hun moeder wordt al Kronenburg of Crooneberg genoemd. Bovendien zijn de twee broers, beiden twintigers, de enige nog levende nazaten. Dus melden ze zichzelf aan.

Beiden zullen wel werk hebben, maar geen vaste job. Op de sabbat kunnen ze gaan, de andere dagen moet er brood op de plank komen. Het kiezen van een beroepsnaam, zoals vele andere joodse medeburgers, is geen optie. Waarschijnlijk dromen ze van welvaart en denken ze aan de lekkere kugel met peren die ze in goede tijden op de sabbat, nu is het niet de tijd van het jaar,  uit de sjabatoven krijgen. Die lekkere peer, de Jut, dat zal hun naam worden.

Dit vertellen ze ook aan de klerk op het stadhuis. Mogelijk vraagt hij “Jut, de peer, de Juttepeer, willen jullie dat?” en beiden knikken braaf. Vervolgens maakt hij twee aktes op.

Archief Amsterdam, Registers van Naamsaanneming 1811-1812, boek E, folio 54

Voor ons ADJUNCT-MAIRE, als Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, in de Gemeente van Amsterdam, Departement der Zuiderzee, Eerste Arrondissement, verscheen Marcus David, wonende in de lange houtstraat nº 22, Canton 1, dewelke verklaard heeft, dat hij aanneemt tot Familienaam de naam van Juttepeer, en tot voornaam Marcus David, dat hij heeft geen Zoon en geen Dochter geen Kleinzoon en geen Kleindochter, Zijnde deze acte door ons alleen getekend, uit hoofde den declarant verklaarde niet te kunnen Schrijven, den Drieentwintigsten Mai 1800 en Twaalf.

En op dezelfde manier die van Arie David, wonende in de korte houtstraat nº 25 (dus niet bij zijn broer).

Beide broers kunnen niet schrijven, dat zouden ze op de sabbat bovendien niet mogen, en ook niet lezen. Ze weten vermoedelijk niet dat de klerk hun geregistreerd heeft als Juttepeer, maar gaan weg in de veronderstelling dat ze nu Jut heten.

De achternaam Juttepeer wordt verder nooit gebruikt. Wat met Marcus is gebeurd, is niet duidelijk. Arie daarentegen trouwt op 12 oktober 1825 voor de wet en krijgt nakomelingen. Bij zijn huwelijk wordt niet meer gekeken naar de registers van naamsaanneming, een geboortebewijs is nodig. Omdat de registers van de Hoogduitse joodse gemeente in Amsterdam niet goed zijn bijgehouden of weinig toegankelijk zijn, leggen op 15 juli 1825 zeven bekenden van genoegzamen ouderdom voor het Vredegerecht in Amsterdam een verklaring af: … dat de Persoon van Arie David Jut, Sjouwerman wonende in de korte houtstraat alhier, zoon van wijlen David Wolf Jut (sic!) en van mede wijlen Beletje Crooneberg, in den Jare Zeventie Honderd Een en Tachtig te Amsterdam is geboren, en dus de ouderdom van Vier en Veertig jaren heeft bereikt, … 1Familysearch, BS Amsterdam, huwelijksbijlagen 1825, 4-192v, image 2089

Hij wordt dus vermeld met de naam Jut en deze naam krijgen ook zijn zoon, kleinzonen en hun kinderen. In de periode 1942-1945 worden zijn laatste naamdragende nakomelingen vermoord in Auschwitz, Sobibor en Dachau. Alleen Lode Frank Jut (1940-1981) kon uit handen blijven van de Duitse bezetters. Eind vijftiger jaren is hij geadopteerd en krijgt hij de naam Brakel.