Oorsprong

Het oudste doopregister van de rooms-katholieke parochie Sint Amelberga in het Limburgse Susteren is uit 1633. In dit register staat op 15 april 1635 de doopinschrijving van Henricus zoon van Henricus Jutten en zijn echtgenote Elisabetha Backhuys. Tot 1657, het huwelijk van Henricus junior, wordt geen Jutten of Jetten meer vermeld in de parochieregisters.
Een vermelding van het overlijden van Henricus Jutten en Elisabeth Backhuys vinden we niet. De overlijdensregisters van Susteren beginnen pas in 1687. Omdat ze niet als doopgetuigen optreden bij de doop van hun kleinkinderen zijn ze vermoedelijk voor 1658 overleden. Ook bij het afleggen van de erfhuldigingseed op 29 november 1666 op de Markt van Susteren door alle gezinshoofden uit het gerechtsgebied wordt nog maar één ‘Henrich Jutten’ vermeld1D.J.J Lauwers en Th. M. Oberndorf, De huldigingslijsten van het Gulikse Ambt Born uit het jaar 1666, in: Limburgs Tijdschrift voor Genealogie (LTvG), 1991, nr. 3, p. 69-79. Dit is met zeer grote waarschijnlijkheid Henricus junior, die dan al ruim negen jaar getrouwd is.

Ik heb nog steeds niet kunnen achterhalen waar Henricus Jutten en Elisabetha Backhuys oorspronkelijk vandaan kwamen. Omdat de naam Jutten verder in Susteren niet voorkomt, lijkt een andere plaats meer voor de hand te liggen. Susteren maakt in die tijd deel uit van het Hertogdom Gulik. Daar komt in de naburige plaatsen Höngen en Gangelt de naam Jutten wel voor. Toch zijn er ook connecties aan de andere kant van de Maas. Jan, zoon van Henricus junior,  trouwt in 1694 in Maaseik en daar en het aanpalende Aldeneik lijken connecties te zijn, onder andere door partners en getuigen. Enkele kilometers noordelijk van deze plaatsen ligt aan de Raam in Geistingen de Jettenhof, tot 1587 eigendom van de familie Jetten. Bij de verkoop waren er nog verscheidene naamdragers Jetten. Maar zonder concrete aanwijzingen blijft het allemaal gissen.

Uitsnede uit: Atlas van Blaeu 1645, Hertogdom Gulik-Berg

De naamdragende nakomelingen vinden we allereerst in Susteren. Van daaruit komen afstammelingen in Maaseik en omgeving, Broeksittard en later ook Rotterdam. In Broeksittard wordt het de grootste Jetten-tak, die weer vertakkingen krijgt naar onder andere Stein, Sittard en de Duitse plaatsen Wehr en Wildenrath. De verspreiding is tegenwoordig over heel Nederland met de nadruk op Limburg, het Duitse grensgebied en de Verenigde Staten van Amerika.