Op 21 februari 1790 trouwen te Rotterdam Frederik Tobias Zetteler, jongeman geboren te Breda, luthers en wonend te ’s Gravenhage en Judina Anna de Bourghelles, jongedochter geboren te Waalwijk, gereformeerd en wonende te Rotterdam.1FamilySearch, Rotterdam, Registers van de Burgerlijke Administratie, 1576-1811, Huwelijksafkondigingen mei 1789-sept 1796 en FamilySearch, s-Gravenhage, Registers van de Burgerlijke Administratie, 1598-1812, Huwelijken 1785-1811 Zij is een dochter 2Archief Amsterdam, Notariële archieven, archiefnummer 5075, inventarisnummer 16135, 22-10-1755 van Martinus Abraham de Bourghelles de la Vacquerie en als zodanig gewend aan een dubbele familienaam. Bewust of toevallig, het is een feit dat het oudste zoon van Frederik en Judina een uitgebreide familienaam krijgt. Bij zijn doop in Rotterdam op 22 mei 1791 wordt in de kolom Kinderen zijn voornamen met een toevoeging vermeld: Wijnant Joh(anne)s de bourghelles.3FamilySearch, Doop gereformeerd, Rotterdam, archief 1-02, inventarisnummer 39, 22-05-1791″> Bij de invoering van de burgerlijke stand wordt deze inschrijving overgenomen en gaat hij verder door het leven als Wijnand Johannes de Bourghelles Zetteler. De andere kinderen uit het gezin hebben de toevoeging de Bourghelles niet, ook niet zijn zus die een jaar eerder geboren is.
Wijnand Johannes de Bourghelles Zetteler trouwt en krijgt kinderen. Bij de oudste drie kinderen doet hij zelf aangifte en die krijgen ook de volledige achternaam de Bourghelles Zetteler. Daarna wordtde aangegifte gedaan door telkens dezelfde vroedvrouw. Hierdoor wordt de op 25 augustus 1823 geboren zoon geregistreerd met voornamen Wijnand Johannes en toenaam Bourghelles (zonder ‘de’). De op 9 mei 1829 geboren dochter krijgt de voornamen Maria Elisabeth zonder toevoeging. De jongste zoon krijgt de voornamen Jan David en toenaam Peters (de familienaam van de moeder) en wordt in het Rotterdamse bevolkingsregister, 1850-1862 zelfs vermeld als Jan David Peters de Bourghelles Zetteler, later officieel als Jan David Peters Zetteler.
In relatie met de familie Jut zijn vooral de kinderen Wijnand Johannes Bourghelles Zetteler en Maria Elisabeth Zetteler belangrijk.
Cornelis Johannes Jut (1807-1879) uit ’s Gravenhage heeft zich opgewerkt van kleermaker en bidder tot directeur van een begrafenisfonds en scheepsreder. Zijn zus Aagje of Agatha (1800-1880) trouwt met de vuurwerker Joannes Fredericus Dieke (1799-1841) eveneens uit Den Haag. Eén van hun kinderen is Johannes Wilhelmus Dieke (1832-1878). Deze trouwt in 1857 te Rotterdam met de hierboven genoemde Maria Elisabeth Zetteler (1829-1906). Johannes Wilhelmus Dieke heeft aanvankelijk het beroep van busbode, dat wil zeggen een bode die aan huis kwam om de premie voor de uitvaartverzekering te innen. Hij is in dienst van het Begrafenisfonds tot Nut van het Algemeen van Cornelis Johannes Jut en zijn compagnon Willem Hendrik le Comte. Later wordt hij zaakwaarnemer genoemd, in feite nog steeds bode van het bgrafenisfonds.
Wijnand Johannes Bourghelles Zetteler (1823-1901) is zeeman en kapitein der koopvaardij. Hij is ongehuwd en woont, als hij niet op de grote vaart is, in het gezin van zijn zus.
Cornelis Johannes Jut (C.J. Jut & Co) laat in de periode 1855-1858 in Delfshaven liefst drie schepen bouwen. De bark Hebe, het fregat Sophia Koningin der Nederlanden en het fregat Willem Kroonprins der Nederlanden. Dit laatste fregat wordt op 20 juli 1857 te water gelaten en is tot 1872 in gebruik als koopvaardijschip van en naar Nederlands-Indië, maar vaart ook naar Sydney en Melbourne. Vanaf de tewaterlating in 1857 tot begin 1871 is Wijnand Johannes Bourghelles Zetteler de kapitein van deze driemaster. Daarna voert zijn broer Jan David Peters Zetteler nog een paar jaar het bevel.
Op één van de eerste reizen van het schip naar Soerabaya gaat ook David Johannes Jut (1840-1897) mee, een van de zonen van de scheepseigenaar. Na de afschaffing van het cultuurstelsel in Nederlands-Indië in 1870 manifesteert hij zich vooral als suikerfabrikant. In het decennium daarvoor is hij echter ook al actief in Oost-Java. Hij vestigt zich in Modjo-Agoeng bij Modjokerto. Daar krijgt hij twee zonen bij een inlandse vrouw: Ernst Frederik Jut (1863-1882) heeft Tia als moeder, Willem Nicolaas Jut (1865-1926) mogelijk dezelfde, maar misschien ook een andere moeder. Bij zijn overlijden wordt aangegeven dat de naam van zijn moeder onbekend is. Zoals vele lotgenoten in die tijd, worden de kinderen al jong bij hun moeder weggehaald en naar Nederland gestuurd. Beide jongens worden met een tussenpoos van enkele jaren onder de hoede van kapitein Bourghelles Zetteler naar Nederland vervoerd en daar ondergebracht bij het eerder aangehaalde echtpaar Dieke-Zetteler. Zelf hebben zij geen kinderen. Zij verzorgen de opvoeding van de jongens, ook wanneer David Johannes in 1879 voor enkele jaren naar Den Haag komt. Hij is dan inmiddels acht jaar getrouwd met Sara Adriana van Baak (1851-1897). Uit dit huwelijk worden zes kinderen geboren, waaronder drie zonen. Juist deze zonen opteren alledrie om hun familienaam Jut te mogen vervangen door Jut de Bourghelles. Het is in die tijd, zeker in Nederlands-Indië, een modeverschijnsel in de ‘betere kringen’een dubbele achternaam te voeren. Voor de familie Jut speelt bovendien de beladenheid van de naam een rol, omdat hun achterneef Hendrik Jacobus Jut in 1872 een dubbele moord pleegt en wiens hoofd (kop van jut) spreekwoordelijk is voor de volkswoede. In tegenstelling tot vele andere mensen met de naam Jut hebben zij bovendien de mogelijkheden en middelen om zo’n aanvraag te doen. Hun oom Wilhelmus Jacobus Jut is in 1875 al voorgegaan door zijn geslachtsnaam te laten voorafgaan door die van zijn vrouw: van Zanten Jut.
David Johannes Jut junior (1881-1953) is de jongste van de zonen. Hij is leraar aan de Koningin Wilhelminaschool te Batavia en later directeur van de technische school te Bandoeng. In 1904 verschijnt in de Nederlandse staatscourant een gerechtelijke aankondiging.4 Nederlandsche staatscourant, 28-01-1904″> Door den ondergeteekende Dirk Heydeman, wonende te Amsterdam, wordt aangekondigd, dat hij aan H.M. de Koningin heeft verzocht aan zijnen pupil David Johannes Jut te vergunnen om bij diens geslachtsnaam den naam “de Bourghelles” te mogen voegen, ten einde voortaan den geslachtsnaam “Jut de Bourghelles” te dragen. Amsterdam 21 Januari 1904. Het is onduidelijk of dit verzoek formeel is ingewilligd. Feit is dat hij de volledige naam (zeker vanaf 1906) gebruikt.
Pierre Albert Jut (1875-1962) en Paul Leo Jut (1878-1945) doen hun verzoek in 1906. Door Paul Leo en Albert Pierre Jut is het verzoek gedaan om achter hun geslachtsnaam Jut, te voegen “de Bourghelles”.5 Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, 09-05-1906 Pierre Albert krijgt als eerste toestemming. Bij Gouvernements besluit van 31 Mei 1908 is aan B.A. Jut vergund achter zijn geslachtsnaam “Jut” dien van “de Bourghelles” te voegen en zich alzoo voortaan te noemen en te schrijven “P.A. Jut de Bourghelles”.6 Het nieuws van de dag voor Nederlandsch-Indië, 02-06-1908 De Preanger-bode maakt melding van de naamswijziging onder de kop IJdelheid der IJdelheden.7 De Preanger-bode, 02-06-1908 Hij gebruikt de naam overigens al in 1907, onder andere bij de geboorteaankondiging van zijn dochter.8 Soerabaijasch handelsblad, 24-08-1907 Pierre Albert kreeg deze naamstoevoeging alleen voor zichzelf, zodat deze dochter Wilhelmina Gerarda buiten dit besluit valt.9 De Nederlandsche Leeuw 1912, kolom 156
Paul Leo moet nog een jaar langer wachten. Bij gouvernements-besluit is aan P.L. Jut vergund achter zijn geslachtsnaam “Jut” dien van “de Bourghelles” te voegen en zich alzoo voortaan te noemen en te schrijven P.L. Jut de Bourghelles.10 De locomotief, 15-06,1909 Dit besluit is van 11 juni 1909.
Waarom net de Bourghelles? De motivatie is mij (nog) niet bekend. Met het overlijden van de kapitein der koopvaardij Wijnand Johannes Bourghelles Zetteler op 25 mei 1901 verdwijnt de naam Bourghelles op dat moment in Nederland. Het is heel aannemelijk dat dit er iets mee te maken heeft.