Zwarte Hollander in Indië

Afrikaanse soldaat op Java door Ernest Hardouin. Collectie: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde,

Tussen 1831 en 1872 worden naar schatting 3000 West-Afrikaanse jonge mannen op deels vrijwillige en deels gedwongen basis naar Java overgebracht om dienst te doen in het Nederlandsch-Indisch Leger. Dit leger heeft tijdens de Java-oorlog duizenden Europese militairen verloren en een nog veel groter aantal inheemse soldaten. Omdat na de Belgische Revolutie van 1830 in Nederland een aanzienlijk leger op de been wordt gehouden, kunnen tekorten vanuit het moederland minder gemakkelijk worden aangevuld. Men wil het aantal inheemse soldaten in de kolonie beperkt houden, omdat hun loyaliteit niet vanzelfsprekend wordt geacht bij opstanden van de inheemse bevolking. De verwachting is verder dat Afrikanen beter bestand zouden zijn tegen het klimaat en de ziekten van Nederlands-Indië dan Europese soldaten. Daarom wordt in Fort Elmina in de door de Europeanen zo genaamde Goudkust (het huidige Ghana) een Afrikaans Wervingsdepot geopend. De mannen worden aangeworven in St. George d’Elmina, dikwijls nadat ze op de slavenmarkt in Kumasi gekocht zijn door een vertegenwoordiger van het Nederlandsch-Indisch leger.

In 1836 arriveert een eerste transport van 88 Afrikaanse soldaten in Nederlands-Indië. Inmiddels heeft de Nederlandse regering besloten dat de werving via de Ashanti-koning zal lopen. Omdat de Britten de slavernij al hebben afgeschaft, moet enigszins omzichtig te werk worden gegaan. De Ashanti-koning1Hierop gebaseerd is het boek De zwarte met het witte hart van Arthur Japin. levert slaven en krijgsgevangenen uit de omliggende regio’s die van de Nederlanders een voorschot krijgen waarmee ze zichzelf vrij kunnen kopen. Dit voorschot moeten ze uit hun soldij terugbetalen. Britse bezwaren tegen dit systeem leidt in 1842 tot stopzetting van de redelijk succesvolle werving, die echter in 1855 weer wordt hervat. Er wordt nu meer gelet op het vrijwillige karakter van de overeenkomsten. Succesvol wordt de werving niet meer, er zullen nog maar enkele honderden rekruten de reis naar Azië maken.

In het Maleis worden zij ‘Orang Belanda Hitam’ ofwel Zwarte Hollanders. Ze hebben in het leger ten opzichte van inheemse soldaten een bevoorrechte positie want ze zijn gelijkgesteld aan Europeanen.

Eén van het is Pieter Jut. Niet dat hij werkelijk zo heet, maar iedere Afrikaanse rekruut krijgt een korte Nederlandse naam toegewezen die te begrijpen is voor de officieren. Op 21 juni 1862 meldt hij zich vrijwillig aan bij het Afrikaans Werfdepot in Elmina als soldaat voor de tijd van twaalf jaren, ingaande het moment van inscheping naar zijn bestemming. Hem wordt een handgeld van 100 gulden toegestaan. Het is twijfelachtig of dit geheel vrijwillig is, aannemelijker is dat hij een vrijgekochte slaaf is en zelfs een deel van het handgeld daarvoor gebruikt wordt. De namen van zijn ouders zijn onbekend.

Oude slavenroutes in Ghana.

Volgens zijn stamboekkaart2Nationaal Archief, Stamboeken en pensioenregisters van Militairen KNIL in Oost- en West-Indië. Oost-Indisch boek 1832-1949, folio 4711. Pieter Jut heeft stamboeknummer 51329. is hij in 1837 geboren te Bontokoe. Dit is Bondoekoe of Bonduku in het grote Ashati-rijk en ligt in Ivoorkust net aan de andere kant van de door de Europeanen getekende grens met Goudkust. De plaats ligt een kleine 500 kilometer verwijderd van Elmina, maar langs een belangrijke slavenroute. Dit maakt het aannemelijk dat Pieter eerder door de Ashanti tot slaaf gemaakt is.

Hij is met zijn 1,80 meter lang van gestalte. Verder heeft hij een langwerpig aangezicht, lang voorhoofd, donkerbruine ogen, gewone neus, grote mond, ronde kin, zwart gekroest haar en zwarte wenkbrauwen. Verder mist hij een kies in de bovenkaak en een hoektand in de onderkaak. Meest opmerkelijk zijn echter de drie horizontale en drie verticale strepen op beide wangen. Scarificatie is het aanbrengen van patronen op het lichaam door de huid te snijden of te branden waardoor er blijvende littekens ontstaan. In Afrika kwam dit ritueel veel voor om kracht, schoonheid of ethnische afkomst te benadrukken. In Noord-Ghana ook om ziektes te genezen of je minder aantrekkelijk te maken voor de geest des doods. In totaliteit zal Pieter zo als militair een indrukwekkende, zo niet angstaanjagende verschijning zijn geweest.

Nieuwe Rotterdamsche courant, 12-05-1862.

Op 8 augustus 1862 vertrekt Pieter met het schip Pieter (toeval!) uit de haven van St. George d’Elmina naar Batavia, waar ze op 4 november van dat jaar aankomen. Naast Pieter gaan nog 147 nieuwe Afrikaanse rekruten3In het Algemene Stamboek de nummers 51185 t/m 51332. in de leeftijd van 20 tot en met 25 jaar mee (een enkele zelfs pas 17). Twee van hen overleven de reis niet. Onderweg krijgen de mannen les in exerceren en in het hanteren van het geweer. Als het schip zal worden aangehouden door een Engels schip moeten de Afrikanen hun militaire uniformen aantrekken om duidelijk te maken dat ze geen slaven, maar soldaten zijn. Engelse schepen patrouilleren voor de West-Afrikaanse kust om schepen te controleren op verboden slavenhandel.

Van de verdere lotgevallen van Pieter is weinig bekend. In de negentiende eeuw speelt het gezinsleven van de Afrikaanse militairen zich vooral af in en rond de kazerne. Net als de Europese en de Indonesische KNIL-militairen wonen veel Afrikaanse soldaten samen met een huishoudster of njai. Vermoedelijk is Pieter zijn hele diensttijd op Java geweest, bijzondere verplaatsingen zijn op zijn kaart niet vermeld. Hij heeft ook de Atjeh-oorlog niet meer meegemaakt. Enkele weken voor de oorlogsverklaring van Nederland aan het sultanaat Atjeh overlijdt hij op 5 maart 1873 in Soerakarta op Midden-Java, na een dienstverband van ruim tien jaren. Zijn nalatenschap bedraagt schamele fl. 2,23. Dit wordt aan de commandant van Elmina doorgegeven. Het geld blijft enige tijd gedeponeerd, voor het geval zich nog rechthebbenden mochten melden. In de meeste gevallen vervalt het aan de staat.

Meer over de Afrikaanse rekruten lees je in het boek Zwarte Hollanders: Afrikaanse soldaten in Nederlands-Indië van Ineke van Kessel.